Het stekken van dahlia's en het splitsen van knollen.
De voorbereiding op het stekken begint eigenlijk al in het bloeiseizoen. Dat is namelijk de tijd om de mooiste planten te selecteren, die voor vermeerdering in aanmerking komen.
In januari, als de knollen tevoorschijn worden gehaald, is het zaak om de beste knollen voor ”opleg” te gebruiken. Dit zijn de knollen met een mooie ”kraag” op de grens van stengel en knol. Op deze kraag zullen namelijk de stekken gaan groeien.
De dahliaknollen worden eind januari in goede potgrond zo geplant dat ze enige centimeters boven de aarde uitsteken. Dit om later de stekken gemakkelijker te kunnen afsnijden. Door de temperatuur te verhogen naar 18-20 C. en door het regelmatig geven van wat water, zullen er na enkele weken oogjes op de kraag verschijnen, die tot stekken zullen uitgroeien. De stekken worden van de knol gesneden als ze 7 tot 10 cm. groot zijn.
Het is belangrijk dat er bij het afsnijden een klein stukje van de moederknol aan de nieuwe stek vast zit. We noemen dit een ”hieltje”. Door dit hieltje vormt zich een mooie ronde knol onder de stek die veelal een kraag heeft en dus in het volgende jaar gegarandeerd gebruikt kan worden voor het maken van weer nieuwe stekken. Heeft een stek geen hieltje dan zal de knol meestal geen mooie kraag krijgen. Zo’n knol noemen we dan een ”flessenhals”.
Professionele kwekers snijden vaak de eerste stek vlak onder de onderste oksel weg. Rondom de wond die zo gemaakt wordt, ontstaan dan meerdere nieuwe scheuten wat een hogere stekkenopbrengst oplevert.
We kunnen nu de stekken planten in potjes of een bakje gevuld met potgrond gemengd met zand. Breek de onderste blaadjes van de stek weg, want die hebben de neiging om in de vochtige potgrond te gaan rotten. Geef regelmatig wat water. Zorg dat de stekken de eerste weken niet in de volle zon komen te staan. In dat geval worden ze erg slap en kost het moeite ze weer goed rechtop te krijgen.
Gaan de blaadjes groeien, dan weet men dat de stek wortels gemaakt heeft. Zet de stekken dan wat koeler, waardoor ze niet te hard groeien. Laat de volgroeide stekken vóór het planten aan de zon wennen, het zogenaamde ”afharden”.
Eind mei als de kans op nachtvorst is geweken, kunnen de stekplanten in de volle grond geplant worden.
Een tweede manier van vermeerdering is het scheuren of splitsen van knollen. Oudere knollen, die meer dan één bloeistengel hebben gegeven, kan men in het voorjaar gemakkelijk met de hand in twee of meer delen scheuren.
Belangrijk hierbij is vooral dat een goed stuk van de ”kraag” meekomt. Niet alle afgescheurde delen zullen namelijk uitlopen.
Tip: Plant de delen eerst in potten en wacht tot ze gaan uitlopen. Dan kun je er zeker van zijn dat ze tot bloei zullen komen.
Tip: Bij het scheuren kunnen wonden ontstaan. Die kunnen met zwavel (vloeibaar of in poedervorm) behandeld worden, om zo rotting te voor-komen.
